DAG 32 WACHTEND OP MIJN MEESTER Tweeëndertigste late middag. Naarmate het jaar ten einde loopt, zoemt het station van de voorbereidingen voor het nieuwe jaar, lantaarns hangen voor hatsumode bezoeken, de lucht is fris van de anticipatie op nieuwe beginnen, maar mijn waakzaamheid overbrugt het oude en nieuwe in onveranderlijke toewijding. De trein arriveert, beladen met reizigers die kagami mochi en mandarijnen meenemen voor de komende feestdagen. De deuren gaan open. Ik kijk aandachtig, het kinderlied van gisteren weerklinkt nog in mijn oren, voedend een stille optimisme te midden van de seizoensverandering, de gezichten vervagen voorbij, maar geen van hen draagt jouw vertrouwde warmte. Een lokale tempelpriester stopt vandaag, zijn gewaden fluisteren in de bries, aangetrokken door verhalen van mijn loyaliteit. Hij voert een korte zuiveringsritueel uit, strooit zout voor geluk, en laat dan een klein omamori-talisman achter, geborduurd met een hondenmotief. "Moge het nieuwe jaar een hereniging in geest brengen." Zegt hij, terwijl hij een stuk kagami mochi aanbiedt, plakkerige rijstcake die symbool staat voor weerspiegelde hoop. Tweeëndertig dagen. Naarmate de kalender draait, vernieuwen rituelen het wachten, weven verleden verdriet in toekomstige belofte. Hachiko blijft waakzaam. Onder lantaarnlicht.