De rechtvaardige man wordt aan alle kanten belaagd door de ongelijkheden van de egoïsten en de tirannie van kwade mannen. Gezegend is hij die, in de naam van liefdadigheid en goede wil, de zwakken door de vallei van duisternis leidt, want hij is werkelijk de hoeder van zijn broeder en de vinders van verloren kinderen.