??? In de schaduwrijke zalen van het Pergamonmuseum in Berlijn slaapt een stille getuige uit een stad die niet had mogen komen uit Uruk, de eerste echte stad van de mensheid, geboren vijfduizend jaar geleden op de door de zon verschroeide vlaktes van Zuid-Irak, toen de wereld nog jong was en het schrijven zelf een pasgeboren wonder was. Daar, onder lagen van stof en tijd, borstelden Duitse opgravers de eeuwen weg en vonden haar: een klein beeldje van kalksteen, sereen, raadselachtig, starend met brede, onveranderlijke ogen die vijftig eeuwen hebben gadegeslagen. Haar naam was in haar gegraveerd, geen inscriptie om te verklaren wie ze was: godin, priesteres, koningin, of iets vreemds nog. Wetenschappers discussiëren in zachte tonen; sommigen zien de Dame van Uruk, anderen een vergeten godheid van huis en haard. Toch biedt ze geen antwoorden, alleen die vage, wetende glimlach die overleefde overstromingen, vuur en de opkomst en ondergang van rijken. De meesten die langs haar glazen vitrine lopen, merken haar nooit op. Ze staat tussen luidere schatten, een stille geest uit de dageraad van de beschaving, haar geheimen bewarend terwijl de menigte meer beroemde gezichten achterna jaagt. En zo wacht de vrouw uit Uruk, geduldig als steen, de mysterie van de eerste stad van de wereld vasthoudend in de kromming van haar oude handen.